Vragenlijst over Ontwikkeling en Gedrag (VOG)

COTAN-beoordeling 2007

  • betrouwbaarheid: onvoldoende
  • begripsvaliditeit: voldoende
  • criteriumvaliditeit: onvoldoende
  • normen: voldoende

Betrouwbaarheid

De betrouwbaarheid van de VOG-O is onderzocht door de interne consistentie, de test-hertest betrouwbaarheid, de tussen-ouder overeenstemming en de 1-jaars stabiliteit voor de schalen na te gaan. Voor de VOG-L was het onderzoek beperkt tot interne consistentie en test-hertest betrouwbaarheid.
De interne consistentie van de VOG-O is 0.78 en 0.95 voor de totale probleemschaal. Voor de VOG-L was dit respectievelijk 0.79 en 0.94. De test-hertest betouwbaarheid na zo’n 17 dagen is 0.84 (ICC) voor de VOG-O en 0.82 voor de VOG-L. De tussen-ouder overeenstemming is 0.61. Tot slot is de stabiliteit van de VOG-O onderzocht door deze na gemiddeld 410 dagen opnieuw af te nemen. De correlaties tussen beide momenten is 0.70. De stabiliteit van de Totale Probleemschaal is 0.75.De betrouwbaarheid van de VOG is in 2007 door de COTAN beoordeeld als onvoldoende omdat de coëfficienten te laag zijn.

Validiteit

Om de constructvaliditeit te onderzoeken zijn onder meer de correlaties tussen de schalen van de VOG-O en de VOG-L bekeken. De correlatie tussen de Totale Probleemschalen is 0.42. Vioor de afzonderlijke schalen varieert dit van 0.29 tot 0.57. Ook is de correlatie van de VOG-O met de CBCL onderzocht. De correlatie tussen beide Totale Probleemschalen is 0.85.
Om de criteriumvaliditeit te onderzoeken is gekeken naar twee zaken. Ten eerste naar de verschillen tussen de scores van kinderen die wel en niet hulp hebben gezocht voor emotionele en of gedragsproblemen. Hieruit blijkt dat de kinderen die ooit hulp hebben gezocht of gekregen bij de GGZ significant hoger scoren op de VOG-O d.an de kinderen die nooit hulp hebben gezocht bij de GGZ.
Daarnaast is gekeken naar het verschil in VOG-O scores tussen kinderen die wel en niet voldoen aan de DSM-IV criteria voor een angststoornis, een stemmingsstoornis of een gedragsstoornis. Ook hier is duidelijk te zien dat kinderen die niet aan de DSM-IV criteria voldoen, significant lager scoren op de VOG-O.De begripsvaliditeit is in 2007 door de COTAN beoordeeld als voldoende. De criteriumvaliditeit is beoordeeld als onvoldoende omdat er te weinig onderzoek is.

Normering

Om normgegevens te verzamelen zijn twee steekproeven getrokken: in Zuid Holland en in Friesland. In Zuid Holland is een willekeurige steekproef getrokken van 20% van de ouders van alle 6-18-jarige leerlingen van MLK en ZMLK scholen en kinderdagcentra voor kinderen met een verstandelijke handicap. Uiteindelijk bleef er een groep van 1057 ouders over.
In Friesland zijn alle ouders van kinderen tussen de 4 en 20 benaderd die bekend waren bij een instelling voor verstandelijk gehandicapte kinderen, een kinderdagcentrum of een (Z)MLK school. Uiteindelijk bleef er een groep over van 810 ouders.
De normen van de VOG-O zijn gebaseerd op beide steekproeven en verdeeld naar sekse (jongen – meisje), leeftijd (6-11 en 12-18) en naar type instelling (MLK, ZMLK en KDC). De normen laten per item zien hoe vaak een 1 of een 2 is gescoord binnen de normgroep. De normen voor de VOG-L zijn gebaseerd op de Zuid Hollandse steekproef. De normen zijn in 2007 door de COTAN beoordeeld als voldoende. Inmiddels zijn de normen wel verouderd (meer dan 15 jaar oud).